Nederlandse organisaties willen dat gevallen van faillissementsfraude snel openbaar worden gemaakt. Ruim negen op de tien bedrijven (94%) zijn voorstander van een openbaar register waarin frauduleuze faillissementen worden vermeld. Meer dan de helft van de organisaties (51%) heeft weleens gevallen gezien waarvan zij vermoeden dat er sprake was van faillissementsfraude.
Bij faillissementsfraude probeert de eigenaar van een onderneming te voorkomen dat schulden na een faillissement worden afbetaald door geld of goederen te onttrekken aan de onderneming. “Vaak wordt er geen administratie bijgehouden, waardoor het moeilijk is om fraudeurs aan te pakken,” stelt Mannes Westhuis, voorzitter van het VCMB. Begin dit jaar stemde de ministerraad in met een wetsvoorstel van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie dat het mogelijk maakt het ontbreken van een administratie strafbaar te maken. “Credit managers van Nederlandse bedrijven gaan liever nog een stap verder door deze faillissementen openbaar te maken.” Door faillissementen van afnemers loopt het Nederlandse bedrijfsleven veel omzet mis. Ruim zes op de tien organisaties (63%) zijn bang geld mis te lopen doordat een afnemer failliet gaat. Toch zou een meerderheid (60%) zaken doen met een onderneming die uit een faillissement is doorgestart. In 2013 ging gemiddeld 1,3% van de omzet verloren doordat afnemers hun rekeningen niet betaalden. Ruim een op de tien (13%) verloor meer dan 2% van zijn omzet door oninbare vorderingen. Het VCMB dringt er bij de minister op aan om snel te beslissen over het aanleggen van een openbaar register waarin ondernemers zijn terug te vinden die zich schuldig hebben gemaakt aan faillissementsfraude. “De economische schade die faillissementsfraude berokkent aan schuldeisers, heeft grote negatieve gevolgen voor de gehele keten waarin zij actief zijn,” stelt Westhuis. “Op jaarbasis gaat het volgens onderzoek van PwC om 1,3 miljard euro. Faillissementsfraude leidt er in sommige gevallen zelfs toe dat leveranciers failliet gaan. Op die manier heeft het een negatieve impact op de werkgelegenheid. De ernst van dit economisch delict rechtvaardigt een openbaar register.”