Moeten procedures voor faillissementen op de schop om ervoor te zorgen dat gewone schuldeisers vaker hun geld terugkrijgen? Volgens jurist en hoogleraar Burgerlijk Recht en Faillissementsrecht Bas Kortmann van de Radboud Universiteit is het een actuele vraag waar de politiek zich over moet buigen.
Hij vraagt zich af of de rechtspraak misschien te bankvriendelijk is geworden.
Kortmann zei dat vrijdag in zijn afscheidscollege. Hij schat dat alleen banken ongeveer 90 procent van hun geleende geld terugkrijgen bij faillissementen, andere schuldeisers 5 tot 10 procent.
Banken
,,Banken profiteren van de wens in Nederland voor snelle leningen. We vinden dat vanwege het economische belang belangrijk. Banken kunnen veel zekerheden inbouwen in ruil voor die snelle leningen.’’
Gevolg is volgens Kortmann dat andere schuldeisers het nakijken hebben zodra een faillissement wordt uitgesproken. Dat is volgens Kortmann niet conform het hoofddoel van de Faillissementswet. Die is opgesteld in 1896, maar nog steeds geldig.
Onbalans
,,Het hoofddoel is het op ordelijke wijze verdelen door de curator van het vermogen van de schuldenaar over diens gezamenlijke schuldeisers’’, doceert Kortmann. ,,Deze onbalans roept de vraag op of de rechtspraak zich in de verkeerde richting heeft ontwikkeld.’’
Het is volgens Kortmann aan de wetgever om te beoordelen of de belangen van de gewone schuldeisers een sterkere positie zouden moeten innemen tegenover de belangen van vlotte kredieten. Hij stelt dat in de afweging de gevolgen van minder snelle leningen afgewogen moeten worden tegen effecten op bijvoorbeeld de werkgelegenheid.
Economen
Economen roept hij op uit te zoeken of vlotte financiering door banken bij andere regels daadwerkelijk in gevaar komt. Kortmann vindt verder dat banken openheid van zaken moeten geven over het percentage dat zij terugkrijgen van het door hen geleende geld. Bij zijn onderzoek heeft hij zich noodgedwongen gebaseerd op ramingen.